
Jurisprudentie
BB4451
Datum uitspraak2007-08-16
Datum gepubliceerd2007-09-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1428/06 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2007-09-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1428/06 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de notaris op de hoogte was of kon zijn van de inhoud van het door klaagster aan het notariskantoor gezonden faxbericht van 10 juli 2001 waarin mededeling werd gedaan van de verpanding door IT Experts B.V. aan klaagster. Ook is niet komen vast te staan dat de brief van gelijke datum bij het notariskantoor is aangekomen.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 16 augustus 2007 in de zaak onder rekestnummer 1428/06 NOT van:
ADVOCATENKANTOOR [X] B.V.,
gevestigd te [plaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. W.J. [X] (directeur)
t e g e n
1. NOTARIAAT [Y] B.V.,
gevestigd te [plaats],
2. MR. [W],
3. MR. [A],
4. MR. [H],
allen notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. J. Ekelmans.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 15 september 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, verder te noemen de kamer, van 16 augustus 2006, waarbij klaagster in haar klacht tegen geïntimeerden, hierna gezamenlijk te noemen de notarissen, gedeeltelijk niet-ontvankelijk is verklaard en de klacht voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Op 6 december 2006 is van de zijde van de notarissen een verweerschrift - met één bijlage - ter griffie van het hof ingekomen
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2007. Namens klaagster is haar gemachtigde verschenen. Namens de notarissen is de notaris sub 4 alsmede de gemachtigde van de notarissen verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notarissen aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
IT Experts B.V. heeft in februari 2001 een bedrag, te vermeerderen met de nadien nog vervallen rentes, in depot gesteld bij Notariaat [Y].
Klaagster heeft drie facturen, gedateerd 15 november 2000, 14 mei 2001 en 2 oktober 2003 naar IT Experts B.V. gezonden.
Op 9 juli 2001 hebben IT Experts B.V. als pandgever en klaagster als pandnemer een akte van eerste pandrecht ondertekend. Hieruit blijkt onder meer dat partijen zijn overeengekomen tot zekerheid van betaling van bestaande en toekomstige facturen een pandrecht te vestigen op eerder vermeld depot onder het Notariaat [Y].
In juli 2002 heeft Notariaat [Y] het in depot zijnde bedrag uitbetaald aan een derde, niet zijnde klaagster, als gevolg van een executoriaal derdenbeslag dat door die derde op het in depot zijnde bedrag was gelegd.
Op 2 oktober 2003 heeft klaagster NGC gerechtsdeurwaarders, hierna: NGC, verzocht tot parate executie van het pandrecht over te gaan. Bij brief van 16 oktober 2003 heeft NGC Notariaat [Y] verzocht over te gaan tot betaling van het onbetaald gebleven deel van eerder vermelde facturen alsmede buitengerechtelijke invorderingskosten. Bij brief van 22 oktober 2003 heeft NGC een laatste waarschuwing aan Notariaat [Y] gezonden.
Notaris sub 4 heeft bij brief van 29 oktober 2003 het volgende aan NGC bericht:
“Gisteren ontving ik een kopie van de brief die de heer [X] aan ons gestuurd zou hebben op 10 juli 2001 en waarin hij aangaf dat er een pandrecht was gevestigd op een bij ons kantoor in depot gegeven bedrag.
Aangezien deze brief niet in ons bezit was heb ik u verzocht om een kopie van de desbetreffende brief. Voorzover ik thans kan beoordelen was het pandrecht niet bij ons bekend.”
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster stelt dat de notarissen onzorgvuldig zijn omgegaan met de aan hen toevertrouwde gelden en belangen van derden, in casu het depot van IT Experts B.V. en de pandrechten van klaagster. De klacht van klaagster spitst zich toe op de argumenten die de notarissen hebben gebruikt om hetgeen klaagster hen verwijt te weerleggen. De door de notarissen gebruikte argumenten zijn feitelijk onjuist, onwaar en in strijd met de zorgvuldigheid van post- en faxverwerking, aldus klaagster. Klaagster stelt dat de notarissen van elk ontvangen faxbericht, ook van een blanco faxbericht, de afzender zouden kunnen achterhalen, gezien de mogelijkheden van het door de notarissen gebruikte faxapparaat.
Voorts stelt klaagster dat vanuit het kantoor van de notarissen niet serieus op verzoeken tot overleg, uitleg, toelichting en communicatie wordt gereageerd. Dit heeft ertoe geleid dat klaagster een gerechtsdeurwaarder heeft moeten inschakelen en een kort geding heeft moeten voeren, waarvoor klaagster nodeloos kosten heeft moeten maken.
4.2. Het hof heeft uit het verhandelde ter zitting in eerste aanleg begrepen dat de klacht zich uitsluitend richt tegen de notaris sub 4 en dat de klacht voor zover gericht tegen de notarissen sub 2 en 3 geacht moet worden te zijn ingetrokken. Het hoger beroep, voor zover dit betrekking heeft op de klacht tegen de notarissen sub 2 en 3 behoeft mitsdien geen verdere behandeling meer.
5. Het standpunt van de notarissen
5.1. De notarissen stellen in de eerste plaats dat een klacht, ingediend jegens een besloten vennootschap, zoals geïntimeerde sub 1 is, niet-ontvankelijk is, gezien het bepaalde in artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt, hierna: Wna.
5.2. Voorts wijzen de notarissen erop dat het depot berustte onder de verantwoordelijkheid van de notaris sub 4. Op grond waarvan de overige notarissen een verwijt kan worden gemaakt is niet duidelijk.
5.3. Ten aanzien van de inhoud van de klacht betwisten de notarissen dat zij een mededeling van verpanding per post of per fax zouden hebben ontvangen. Geen van beide stukken bevond zich in het dossier, terwijl er geen aanleiding bestaat aan te nemen dat de beide stukken zowel ontvangen als verdwenen zouden zijn. Klaagster heeft er geen enkel bewijs van geleverd dat de mededeling van verpanding zou zijn verzonden en door het notariskantoor zou zijn ontvangen. Klaagster heeft zich slechts op een verzendcontrolerapport beroepen. Dit levert echter nog geen bewijs op van de ontvangst van het bericht ten kantore van de notarissen, aangezien dit rapport afkomstig is van klaagster, en bovendien niet een deel bevat van het bericht dat verzonden zou zijn. Voorts stellen de notarissen dat het personeel dat het faxapparaat destijds bediende uitsluitend gebruik maakte van de mogelijkheden om journaalrapporten van niet-correct verzonden faxen uit te draaien en niet van ontvangen faxen.
5.4. Wat betreft het onderdeel van de klacht dat zich richt op het niet reageren op alleszins redelijke verzoeken tot overleg, uitleg, toelichting en communicatie, stellen de notarissen dat zij pas op 16 oktober 2003, ruim een jaar na de afwikkeling, een brief ontvangen van een gerechtsdeurwaarder, namens klaagster. Hierin werd onder meer medegedeeld dat het notariskantoor geen gevolg zou hebben gegeven aan herhaalde sommaties. De notarissen stellen echter dat zij voordien nooit aanmaningen hebben ontvangen. Naar aanleiding van de brief is notaris sub 4 de zaak gaan uitzoeken. Vervolgens is behandeling van de claim van klaagster overgedragen aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
6. De beoordeling
6.1. Het hof heeft ambtshalve vastgesteld dat de kamer haar beslissing in tegenwoordigheid van een griffier heeft gegeven in een samenstelling, bestaande uit één voorzitter en drie leden. Deze beslissing is gegeven in een samenstelling die afwijkt van het bepaalde in artikel 94 lid 1 Wna. Naar analogie van artikel 5 lid 2 RO is de beslissing van de kamer derhalve nietig. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de zaak zelf afdoen, nu het hoger beroep er immers ook toe strekt om onregelmatigheden in de eerste aanleg te herstellen.
6.2. Blijkens artikel 98 lid 1 Wna zijn alleen notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. Voor zover de klacht betrekking heeft op geïntimeerde sub 1 dient klaagster niet ontvankelijk te worden verklaard.
6.3. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de notaris op de hoogte was of kon zijn van de inhoud van het door klaagster aan het notariskantoor gezonden faxbericht van 10 juli 2001 waarin mededeling werd gedaan van de verpanding door IT Experts B.V. aan klaagster. Ook is niet komen vast te staan dat de brief van gelijke datum bij het notariskantoor is aangekomen. Het is het hof gebleken dat klaagster geen ontvangstbevestiging heeft gevraagd van het faxbericht of de brief en ook niet heeft gereageerd toen hij geen ontvangstbevestiging ontving. Ook is de brief niet aangetekend verzonden. In deze behoort het risico van ontvangst dan ook voor klaagster te blijven. Een verzendcontrolerapport, zoals door klaagster zelf in het geding gebracht, is te summier om uit te gaan van daadwerkelijke ontvangst door het notariskantoor, te meer daar dit verzendcontrolerapport slechts zeer beperkt van gegevens is voorzien: zo blijkt niet welk document op deze wijze is verzonden. Voorts heeft notaris sub 4 tijdens de mondelinge behandeling uiteengezet op welke wijze werd omgegaan met faxberichten van onduidelijke herkomst, dan wel met blanco faxberichten. Voor zover mogelijk werd nagebeld met de desbetreffende afzender. Het hof beschouwt deze gang van zaken als aanvaardbaar. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat er geen sprake is van een tuchtrechtelijk gegrond verwijt jegens notaris sub 4 en zal de klacht derhalve ongegrond verklaren. De klacht tegen notaris sub 4 wordt derhalve in alle onderdelen ongegrond verklaard.
6.4. Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht, waarin klaagster de notarissen verwijt niet te reageren op verzoeken tot overleg, toelichting en communicatie, is het hof van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd waaruit deze verzoeken hebben bestaan en wanneer deze verzoeken hebben plaatsgevonden. De notarissen hebben gesteld dat zij pas op 16 oktober 2003 een brief hebben ontvangen waaruit de verwijten van klaagster bleken. Klaagster heeft geen stellingen geponeerd die van het tegendeel doen blijken. Het hof is dan ook van oordeel dat ook dit onderdeel van de klacht niet kan slagen.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof stelt vast de nietigheid van de bestreden beslissing, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klacht voor zover het geïntimeerde sub 1 betreft;
- verklaart de klacht tegen de notaris sub 4 ongegrond in alle onderdelen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en F.A.A.Duynstee en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 16 augustus 2007 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen
K.v.T.-klachtnr. 4/2004
1e blad
Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:
Advocatenkantoor [X] BV,
te [plaats],
hierna ook aan te duiden als klaagster,
vertegenwoordigd door haar directeur dhr. mr. W. J. [X],
t e g e n
1. Notariaat [plaats] BV en haar notarissen
2. De heer mr. K. [W]
3. De heer mr. E. [A]
4. Mevrouw mr. G. [H]
te [plaats],
hierna ook aan te duiden als de notaris(sen),
bijgestaan door dhr. mr. J. Ekelmans, advocaat te ’s-Gravenhage.
OVERWEGINGEN
1. De procedure.
1.1. Bij brief (met bijlagen) van 16 maart 2004 heeft klaagster een klacht ingediend tegen het Notariaat [Y] BV en haar notarissen.
1.2. Bij brief (met bijlagen) van 10 september 2004 heeft de advocaat van de beklaagden op de klacht geantwoord.
1.3. Bij brieven van 20 maart en 23 juni 2006 (met bijlagen) heeft klaagster gereageerd op het antwoord van de advocaat van de beklaagden.
1.4. De beklaagden hebben niet schriftelijk gedupliceerd.
1.5. Bij brieven van 10 mei en 21 juni 2006 is aan klaagster en aan de advocaat van de beklaagden mededeling gedaan van de mondelinge behandeling van de klacht in de openbare zitting van de Kamer van Toezicht van woensdag 28 juni 2006 om 10.45 uur.
1.6. Ter zitting van de Kamer is klaagster verschenen in de persoon van haar directeur de heer mr. W. J. [X], evenals notaris [H] die was vergezeld van de advocaat.
2. De feiten.
2.1. De voorzieningenrechter in de rechtbank Assen heeft bij vonnis in kort geding van 27 februari 2004 inzake Advocatenkantoor [X] BV te [plaats] (eiseres) tegen Notariaat [Y] BV te [plaats] (gedaagde), de door eiseres gevraagde voorzieningen geweigerd.
De inhoud van het vonnis wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
2.2. Blijkens de inhoud van de brief d.d. 4 maart 2004 van klaagster aan advocaat Ekelmans, is de consequentie van genoemd vonnis dat klaagster de zaak alsnog aan de Kamer van Toezicht voorlegt.
2.3. Voor de inleidende feiten wordt verwezen naar de inhoud van meergenoemd vonnis.
3. De klacht.
Klaagster stelt in haar klaagschrift dat de notarissen onzorgvuldig omgaan met de aan hen toevertrouwde gelden en belangen van derden, in casu het depot van IT Experts BV en de pandrechten van klaagster.
Voorts, dat de notarissen ten onrechte het aan klaagster verpande bedrag niet aan haar uitkeren, omdat het door hen gevoerde verweer feitelijk onjuist is, onwaar en in strijd met de zorgvuldigheid van post- en faxverwerking die een notariskantoor er behoort op na te houden; dat dit te meer klemt, omdat de Personeelsstichting IT Experts BV een tweede pandrecht op dit depot heeft, welke ook op 10 juli 2001 per fax en per gewone post is meegedeeld en welke volgens het notariskantoor ook niet ontvangen zou zijn.
Tenslotte, dat dit notariskantoor niet serieus reageert op alleszins redelijke verzoeken tot overleg, uitleg, toelichting en communicatie, maar bewust de communicatie ontwijkt en daarmee de belangen van klaagster benadelend; dit heeft geleid tot het inschakelen van de plaatselijke deurwaarder en een kort geding, dat anders niet nodig was geweest; klaagster heeft daardoor extra, maar nodeloos kosten moeten maken.
4. Het verweer.
In zijn brief van 10 september 2004 gaat de advocaat van de beklaagden uitvoerig in op de door klaagster beschreven klachtonderdelen om tot de samenvattende slotsom te komen dat van enig concreet aan de notarissen te maken verwijt niet blijkt, zodat slechts resteert een poging van klaagster om onder dreiging van een tuchtklacht betaling te verkrijgen van een vordering die de civiele rechter na beoordeling van de wederzijdse standpunten heeft afgewezen bij een uitspraak, waartegen klaagster geen rechtsmiddel heeft aangewend.
5. De beoordeling.
5.1. Notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van onder meer enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
5.2. De Kamer heeft dat handelen of nalaten op klachtwaardigheid te beoordelen.
5.3. Omtrent de ontvankelijkheid van de klacht oordeelt de Kamer als volgt. Ingevolge artikel 98, lid 1, van de Wet op het notarisambt, worden slechts notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen; het Notariskantoor [Y] BV kan dus niet worden aangemerkt als degene over wie geklaagd wordt. Het onderhavige depot berustte onder de verantwoordelijkheid van notaris [H]; nu ook door klaagster niet duidelijk is gemaakt op grond waarvan de overige notarissen van de afwikkeling van dit depot een (tuchtrechtelijk) verwijt gemaakt zou kunnen worden, is ter zitting van de Kamer op voorspraak van de voorzitter door zowel klaagster als namens de beklaagden geaccordeerd dat de klacht geacht kan worden gericht te zijn tegen notaris [H].
5.4. Uit zowel de inhoud van de stukken van het dossier als uit het ter zitting verhandelde, concludeert de Kamer dat notaris Haak niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
Waar het gaat om de aan de notaris toevertrouwde gelden en het niet uitkeren van een beweerdelijk aan klaagster verpande bedrag, is volstrekt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris hierbij niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Geenszins is komen vast te staan dat de notaris op de hoogte was of kon zijn van de inhoud van de door klaagster bedoelde brieven. Ondanks het door klaagster gestelde grote belang dat zij in deze kwestie meende te hebben, stelt de Kamer vast dat klaagster nimmer een ontvangstbevestiging heeft gevraagd van beweerdelijk door haar aan het Notariaat [Y] BV verzonden brieven van 13 februari en 10 juli 2001. Voorts staat vast dat klaagster de verzending van in elk geval haar brief van 10 juli 2001 niet aangetekend heeft doen plaatsvinden. Onzekerheid over de ontvangst behoort in deze situatie voor risico van klaagster te komen. Klaagster spitst de kwestie toe op de ontvangst door het notariskantoor van de gefaxte brief van 10 juli 2001. Te dien aanzien is de Kamer met de notaris van oordeel dat bij gebreke van een ontvangstbevestiging van de ontvanger zelf, niet op basis van een -door klaagster in het geding gebrachte en van slechts summiere gegevens voorzien- verzendrapport van de ontvangst van het stuk mag worden uitgegaan.
De notaris heeft met stelligheid ontkend zodanige fax te hebben ontvangen, onder mededeling van de gang van zaken destijds binnen het notariskantoor omtrent de ontvangst van faxen waarvan niet direct duidelijk is tot welk dossier die behoren.
Dat destijds geen “journaal” van ontvangen faxen mogelijk was, zoals door de notaris ter zitting gemeld, is niet als laakbare nalatigheid te duiden.
Gelet op de aard van de zaak valt niet uit te sluiten dat klaagster de communicatie tussen haar en de notaris als problematisch heeft ervaren; echter, mede gelet op het feit dat klaagster nimmer enige aangetekende verzending van de hier voren bedoelde brieven heeft verricht, noch de ontvangstbevestigingen daarvan heeft verzocht, moet de beweerde miscommunicatie voor een deel klaagster zelf worden aangerekend.
5.5. Het voren overwogene leidt dan ook tot de volgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer van Toezicht te Assen:
a) verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klacht, voorzover die zich richt tegen het Notariaat [Y] BV en haar notarissen [W] en [A];
b) verklaart de klacht tegen notaris [H] ongegrond.
Aldus gegeven te Assen op woensdag 16 augustus 2006 door mrs. J. S. van der Kolk, voorzitter, J. Daverschot, lid, J. M. C. Obenhuijsen en C. W. van Weert, plv.-leden, in tegenwoordigheid van Jt. Kuipers, secretaris, en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
(Jt. Kuipers), (Mr. J. S. van der Kolk),
secretaris. voorzitter.